zaterdag 30 april 2011

Tussen 1 uur en half 2

De vele bankjes en de ronde tafeltjes ertussen staan bewegingloos en zinvol in de openbare ruimte, die zo hoog, zo ruim is..., maar niet zo donker als een kerk. De lampen aan de muren en in de nissen trillen hun licht de ruimte in. Het glazen dak houdt de zonnestralen niet tegen. De klok wijst naar haar cijfers. De onneembare leegte tussen de muren, banken en ronde tafeltjes sust het geluid van motoren in de verte en de vogeltjes vlakbij.
Een paar mensen zitten op de bankjes. Een paar maar. Ze zijn te ver van elkaar om enige aanraking te kunnen voelen of zien. Het bewustzijn van elkaars aanwezigheid gaat niet verder dan het ervaren van elkaars minimale levensverrichting. Het contact gaat niet verder dan het elkaar laten zijn en zitten.

De kerktoren die te ver weg staat om haar te horen heeft haar klokslag van 1 uur geslagen. Met mijn zachte laarzenstappen beweeg ik naar het bankje dat voor een half uurtje comfortabel zal zijn. Ik zoek het evenwicht in de ruimte. Op het bankje liggen nog wat korreltjes suiker. Ze wippen omhoog en sommigen vallen op de grond als ik mijn lichaam op de zitting duw. Mijn boterham rust in mijn hand. Een hapje brood ligt op mijn tong. Ik adem de onneembare leegte in en adem het weer uit.
De buik van hem voor me gaat kalm op en neer. Mijn ogen volgen zijn beweging. De armen rusten op zijn schoot. Een been rust op het andere been. De ogen van haar naast me accepteren de onneembare wereld uit een bladzijde van een boek. De gedachten blijven weg, de zonnewarmte dwarrelt omlaag. Het boek rust in de handen, de pagina’s worden gestreeld door de vingers. De buiken wiegen de onneembare leegte. Een broodkruimeltje valt op de grond. Een voet schuift over de vloer. Een haar raakt los. Een lichaam buigt voorover om in een kopje te roeren met een minimale beweging. Een hoofd knikt, een mond sluit zich. Blikken kruisen elkaar niet. De lichamen negeren elkaar niet. De gezichten zijn wie we zijn. Ik wrijf boven mijn ogen, hij voor me glijdt met de handen over het hoofd, zij naast me sluit de ogen boven het lege boek. Een verschuiving van een spier, van een secondewijzer, van een stofje, van niets. In elkaars stilte, ademen en geruststellende bewegingen gaan we op. Een onneembare liefde die niet verloren kan gaan.
De onhoorbare kerktoren slaat haar slag van half 2. We gaan. We verlaten de hoorn des overvloeds.
Naar de neembare wereld van papier, cijfertjes, wagens, toetsenborden en gegil.

Emile Jonker

Geen opmerkingen:

Een reactie posten